Onderwijsregio’s ondersteunen regionale partijen bij de aanpak van personeelstekorten in het mbo, po en vo. Onderzoeksbureau Berenschot onderzoekt regelmatig de effectiviteit en doelmatigheid van deze regio’s. De eerste tussenrapportage is inmiddels gereed. Het onderzoek loopt tot eind 2026, de onderzoekers brengen elk halfjaar nieuwe bevindingen uit. Dit is de eerste van vier rapportages.
Doel van de onderwijsregio’s
De onderwijsregio’s zijn opgezet om via regionale samenwerking de tekorten aan onderwijspersoneel in het mbo, vo en po effectiever en doelmatiger aan te pakken. Deze aanpak moet niet alleen bijdragen aan het verminderen van tekorten, maar ook de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs en het tegengaan van versnippering in het beleid en de uitvoering. In 2025 zijn er 50 onderwijsregio’s actief, mede dankzij de invoering van de subsidieregeling ‘Landelijk dekkend netwerk onderwijsregio’s’.
Conclusies
- Er zijn zorgen over het snelle tempo van implementatie, wat ten koste lijkt te gaan van analyse en reflectie. De lerende aanpak, die juist ruimte moet bieden voor bijstelling en verbetering, lijkt daardoor niet overal goed uit de verf te komen. Ook het grote aantal regio’s roept vragen op over doelmatigheid en effectiviteit.
- De onderwijsregio’s zijn vrijwel allemaal voortgekomen uit bestaande samenwerkingsverbanden zoals de SO&P’s en RAP. Maar de besluitvormingsprocedures zijn nog niet (in alle plannen van aanpak goed uitgewerkt en de mate van gelijkwaardigheid in de samenwerking verschilt per regio.
- Geïnterviewden uiten hun zorg over de bestuurlijke drukte die is ontstaan doordat bestaande structuren, zoals SO&P’s en RAP ’s, nog niet goed zijn geïntegreerd in de nieuwe onderwijsregio’s. In sommige regio’s leidt dit tot extra overleglagen en onduidelijkheid over verantwoordelijkheden. Lerarenopleiders ervaren de onderwijsregio’s als een extra bestuurlijke laag, bovenop bestaande regionale allianties van lerarenopleidingen. In enkele regio’s zijn consulenten aangesteld om de verbinding met de praktijk te versterken, maar deze initiatieven staan nog in de kinderschoenen.
- De beleidskaders en prikkels van het onderwijsregiobeleid waarderen de geïnterviewden wisselend gewaardeerd. De subsidieregeling vergroot het regionale draagvlak, maar leidt ook tot verschillen in aanpak, tempo en effectiviteit tussen regio’s. Meerdere geïnterviewden uiten zorgen over dat middelen mogelijk te veel terechtkomen bij bestaande structuren of opgaan aan coördinatie en management, in plaats van aan concrete verbeteringen in het onderwijs.
- Onderwijsregio’s vertalen landelijke ambities naar eigen doelen op basis van regionale arbeidsmarktanalyses, waarvan de kwaliteit sterk varieert. Dit bemoeilijkt het vormen van een landelijk beeld. Openbare data bevestigen dat de arbeidsmarktsituaties en personeelstekorten per onderwijsregio sterk verschillen.
- Onderwijsregio’s voeren uiteenlopende activiteiten op het gebied van werving en matching, opleiding en anders organiseren. Er is aandacht voor specifieke doelgroepen zoals zij-instromers, studenten in tekortvakken en herintreders. Daarnaast verkennen regio’s manieren om het onderwijs anders te organiseren, bijvoorbeeld via teamonderwijs, flexibele roosters, digitale middelen en het inzetten van hybride professionals. Proeftuinen en kennisnetwerken worden opgezet om de uitwisseling van ervaringen en het testen van nieuwe concepten.
De tussenrapportage laat zien dat de ambities groot zijn en de eerste stappen zijn gezet, maar de uitvoering is nog volop in ontwikkeling. De verschillen tussen regio’s zijn groot, zowel in aanpak als in voortgang. In de volgende voortgangsrapportage stellen de onderzoekers de bovenstaande conclusies en signalen weer aan de orde.
Bron: VOION
Meer informatie
- Lees het rapport
- Bekijk meer informatie over de arbeidsmarkt en het mbo

